Pleidooi voor Vrije Creatieve Ruimte
- door Steve Swiggers
Op 8 april j.l. ging CASA, het Arnhemse centrum voor architectuur en stedenbouw, op zoek naar de band tussen de stad Arnhem en Artez. Is er ergens een soort Arthem? En zo niet hoe zou dit er wel kunnen komen en hoe zou het er dan uitzien? Peter Groot en Steve Swiggers van DTO leverden een bijdrage als respectievelijk onderzoeker en ontwerper. Vanuit een quick-research* is dit een pleidooi voor de installatie van Vrije Creatieve Ruimten als stedenbouwkundig concept. Dit in navolging van de Special Economic Zones die aan de wieg staan van vele Aziatische steden of dichter bij huis maar verder in de tijd, de ontwikkeling van de Hanzesteden.
Vooraf dient de vraag gesteld of er wel behoefte is aan een Arthem. Vanuit de stad kan daarop bevestigend geantwoord worden. Arnhem wil zich duidelijk profileren als een creatieve stad, onder andere onder de vlag van Made in [Arnhem]. Onderzoeken en statistische gegevens tonen aan dat de creatieve ‘industrie’ inderdaad goed vertegenwoordigd is: Arnhem is na Amsterdam koploper van het achtervolgend peloton van steden met een groot aandeel bedrijven in de creatieve sector. Er lijkt dus een direct verband tussen het feit dat Artez de grootste hogeschool voor kunstonderwijs is en het gegeven dat vele creatieve bedrijven Arnhem als vestigingsplaats hebben verkozen.
Maar verrassend genoeg is er tijdens de studentenloopbaan weinig te merken van veel interactie. Niet alleen liggen bijna alle afdelingen van Artez buiten het feitelijke centrum van de stad, ook is er in het lespakket weinig wat de studenten stimuleert interactie aan te gaan met de stad. Maar bovenal moet de Artez student keihard werken om een goede carrièrestart maken en blijft er bitter weinig tijd over om actief te zijn in de stad.
Tijdens de studie en na het afstuderen onderschrijft Artez het mantra dat netwerken belangrijker zijn voor de loopbaan dan de vestigingslocatie en daarom investeert de hogeschool in het koppelen van studenten en alumni aan het (inter)nationale veld van bedrijven via verre stageplaatsen en praktijkbedrijven o.a. via Artez Business Center en Mode-Incubator. En ook al promoot Arnhem zich graag als mode-stad, er moet ook worden onderkent dat de hotspots van mode en de toonaangevende confectiebedrijven niet in Nederland liggen. Zo bezien mag het een wonder heten dat het Modekwartier zo’n succes is geworden. Of zijn daar andere oorzaken voor aan te wijzen? Een inventarisatie van bedrijfjes in Klarendal geeft aan dat het ook de productontwikkelaars zijn die positie hebben genomen in deze succesvolle creatieve wijk van Arnhem.
Voor productontwikkelaars ligt er dan ook een grotere toekomst in de stad, zeker nu de nieuwste technologische ontwikkelingen zoals 3D printen weer toelaten dat ook binnen een dichtbevolkte stad plaats is voor de maak-industrie. Een revival van kleine nijverheid is te verwachten binnen en aan de randen van de stad. Maar daar waar andere creatieve steden zoals Eindhoven en Amsterdam nu kunnen profiteren van het industrieel erfgoed uit de vorige industriële revolutie als thuishaven van de nieuwe garde creatieve ondernemers, beschikt Arnhem niet op dezelfde schaal en allure over deze aantrekkelijke stedelijke experimenteerruimten. Er is geen Strijp S of een NDSM-werf waar jonge ondernemers haast op natuurlijke manier innovatieve stimulerende community's vormen. IPKW benadert deze setting het dichtst maar de site is haast hermetisch afgesloten en de band met de stad redelijk onbestaand. Coberco ligt voor het grijpen maar wacht op, ja op wat?
Wil men de jong-afgestudeerden van Artez, maar zeker ook van de HAN (samen goed voor ruim 16.000 studenten binnen de stad) in Arnhem een warm bad bieden of een fantastische springplank - beiden lijken ons eervol en aantrekkelijk - moet men toch op zoek naar die ‘rafelranden’ binnen de stad. Plekken waar een relatief lage prijs gecombineerd met voldoende ruimte, zowel fysiek als niet-fysiek, de humus kan vormen voor innovatieve, creatieve ontwikkelingen. Nu mag Arnhem dan wel niet beschikken over aantrekkelijk industrieel erfgoed, maar er is wel voldoende onbestemde ruimte waar de stad zich op dit moment geen raad mee weet. Denk bijvoorbeeld maar eens aan Rijnboog, het Gele Rijdersplein of de voormalige Cobercofabriek.
Enkele ‘early adapters’ hebben zich binnen Rijnboog al een plekje toegeëigend zoals HO!Mulder, Het Pakhuis of Luchtkasteel maar zij begeven zich bijna in de categorie pop-up stores gezien de onzekere status van de planvorming. Dit is zeker een soort kwaliteit, heeft zijn charmes en zelfs een zekere romantiek maar het kan met de beste wil geen visie van Arnhem voor de creatieve industrie genoemd worden. En dat is nu net een van de meest gehoorde opmerkingen die we te horen kregen bij bevraging van studenten en alumni: ‘wat is het grote plan?’ Zolang geld een issue is en een zeker bohemien status veroorloofd, blijft Arnhem, zeker in relatie tot duurdere en meer concurrentiële steden zoals deze in de Randstad, een optie. Maar eenmaal de status voorbij van startup worden vaak andere keuzes gemaakt, keuzes voor een langere termijn. En dan is er noodzaak voor zekerheid, langere termijn denken of noem het maar visie. Want als men dan toch - terecht - mikt op die creatieve garde Made in [Arnhem] mag men niet vergeten dat deze mensen zijn opgeleid en doordrongen van de sequens analyse-visie-productie. Als dit niet is terug te vinden in het DNA van de stad is er geen match en gaan op een bepaald moment in dat proces de wegen scheiden. (Creatieve) ondernemers zijn gediend met een visie, een strategie. En is het dan niet vanuit de overheid / het stadsbestuur dan wel graag de mogelijkheid om deze zelf met enige kans op slagen te ontwikkelen. Als creatieve en ondernemende stad.
In Middeleeuwen waren er in Europa ook steden (Hanzesteden) die probeerden positie af te dwingen in de toen al bijna internationale handel. Naast samenwerking door middel van wat we nu netwerken zouden noemen bedacht men toen een strategie waarbij ook steden met een meer bescheiden status (Bijsteden) aantrekkelijk werden voor handelkaravanen: deze steden werd een speciale status aangereikt waarbinnen zoveel mogelijk handelsbelemmeringen werden opgeheven. Meer recent werd en wordt deze strategie herhaald bij veelal Aziatische nieuwe steden (o.a. Shangai, Shenzen). Hier worden Special Economic Zones (SEZ) ingericht die grote aantrek hebben op belangrijke internationale bedrijven waardoor deze steden kunnen meedraaien in het internationale circuit en voorzien worden van dynamische groeikernen.
Hierbij draait alles om netwerken en het voorzien van specifieke aantrekkelijke infrastructuren (fysiek, wetgeving, mentaliteit) voor een bepaalde doelgroep. Bij de Hanzesteden en Aziatische boomtowns zijn dat handel, en laat dat bij Arnhem nu innovatie en creativiteit zijn. Is het mogelijk, als stedenbouwkundige visie of strategie, bepaalde zones binnen de stad bewust in te richten als Vrije Creatieve Ruimten? Zones waarbinnen startende creatieve ondernemers minder belemmeringen ondervinden bij het opstarten, doorstarten en vestigen van hun bedrijf en zich zo ten volle kunnen concentreren op het creatieve proces. Zoals gezegd is Arnhem, niet vanuit het een industrieel verleden, maar vanuit huidige leegstand en stagnatie best gezegend - in dit perspectief kan men het echt positief bekijken - met vruchtbare plekken. Alleen ontbreekt het aan een beleid dat hier op langere termijn vorm aan geeft en deze plekken op een positieve manier actief opneemt in zijn stadsontwikkeling.
Coehoorn Centraal kan wat dat betreft voorbeeld stellend zijn. Wat hier nog (hoewel zeker niet door de initiatiefnemers) aangezien wordt als een tijdelijke (5 jaar) oefening in een tussentijd van een masterplan-met-vertraging is in wezen ook een Vrije Creatieve Ruimte. Binnen een vastgesteld gebied wordt vanuit een duidelijke visie en een beleid gericht op het stimuleren van interactie en het creëren van zoveel mogelijk creatieve ruimte een nieuwe vitale stadswijk ingericht. Er wordt gebruik gemaakt van het bestaande vastgoed, creatieve zelforganisatie van ‘the creative class’ en onderlinge complementariteit.* En nu al, na slechts één jaar, met zeer veel resultaat!
Wij zijn van mening dat dit ook kan voor andere delen van Rijnboog, voor het Gele Rijdersplein, Mozaiekcollege, Coberco,...Niet als incidenten of pauzelandschappen maar als (onderdeel van) een visie op een zich steeds ontwikkelende stad!
* de presentatie van het onderzoek kan gedownload worden in de link onderaan
**in een zonet verschenen studie van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, De Toekomst van de Stad, worden gelijkaardige aanbevelingen gedaan mbt zelforganisatie, complementariteit, benutting van het bestaande en goed bestuur.